Brief aan mijn buurvrouw die altijd de gordijnen dicht heeft

Renée heeft in haar straat een buurvrouw die de gordijnen altijd dicht houdt. Ze zou aan willen kloppen, de gordijnen en ramen open willen trekken en de wind door het huis laten gaan. Dat durft ze niet, dus schrijft ze haar deze brief.

Lieve buurvrouw,

Ik vermoed dat je depressief bent. Zo, dat is een stevige opener van deze brief. Nu niet stoppen met lezen. Zelfs nu het zomer is, op de mooiste dagen van het jaar, houd jij de gordijnen potdicht. Tegen de zon die op je raam schijnt, misschien. Of omdat je even niet kunt verdragen wat er buiten gebeurt. Omdat je even de wereld door wilt laten draaien zonder er zelf onderdeel van te zijn. Ik snap dat heus wel. Ik heb ook wel eens van die dagen. Maar bij jou zijn het niet langer dagen, maar weken, maanden inmiddels alweer. Op het plein voor jou en mijn huis spelen de kinderen urenlang onder de zon. Er staan in de zomer zwembadjes buiten waarin lekker geplonst en gespeeld wordt. Veel gelachen ook. Zul je dat binnen horen? Ik hoop het, misschien doet het je goed. Of geeft het je juist het gevoel dat jij anders bent. Dat iedereen het leven leuk vindt, behalve jij. Ik weet het niet. Ik ben, gelukkig, nooit depressief geweest. Daarom weet ik ook niet wat ik moet doen. Met jou. Wat ik met jou aanmoet, om het een beetje oneerbiedig te zeggen. Ik wil je graag helpen. Wanneer ik weer langs je huis loop, jeuken mijn handen. Dan wil ik aanbellen, je woonkamer binnen stormen, de gordijnen opentrekken, de ramen daarna. Lekker een beetje frisse wind door het huis. En daarna aan de schoonmaak. Wanneer de zon erop valt, zie je al het stof opeens overal liggen. Mijn idee is dat dat je zal helpen. Dat je gelukkiger bent in een huis vol licht en lucht. Dat helpt mij op een slechte dag, maar wat weet ik ervan? Misschien is dat voor jou wel totaal anders. Misschien moet ik je gewoon een mooie bos bloemen brengen en zeggen dat ik er voor je wil zijn. Of gewoon een briefje door de brievenbus met wat mooie woorden. Ik ben bang dat je beledigd zult zijn.

Misschien zit ik er wel helemaal naast. Of je trekt je juist nog verder terug omdat je niet wilt dat iemand zich met jou bemoeit. Ik heb nooit iemand zo dichtbij gehad die depressief is. Al weet ik dat bij jou natuurlijk ook niet zeker. Ik weet niet wat ik moet doen of hoe ik je kan helpen. Maar niks doen is toch ook geen optie? Alle andere buren zien ook jouw ramen, waar altijd die dikke gordijnen voor hangen. Geen straaltje licht laat je toe. Niemand doet iets. Er wordt wel over gepraat. Net als ik weten anderen ook niet wat ze moeten doen. Dus doen we niets. Druk ook met ons eigen leven. Het doet me denken aan een liedje van Herman Van Veen, het heet Praatjes. Het gaat over hoe iedereen altijd roept dat ze willen helpen, gevolgd door dat woord maar. Dat het nu even niet uitkomt, niet kan, onmogelijk is. Hij zingt het treffend op mijn autoradio: ‘Als ik helpen kon dan deed ik ’t subiet. Maar al zou ik je graag vergezellen. Je moet nu toch alleen door je narigheid heen. In vervolg moet je eerst even bellen. Ik heb heus wel begrip voor je grote verdriet. Dus als ik helpen kon dan deed ik ’t subiet.’ Gevolgd door een terecht veroordeling in het refrein: ‘Dat zijn praatjes voor de vaak. Je moet je schamen.’ Hij heeft gelijk. Dus volg ik niet de aanwijzingen van mijn TomTom, die me naar familiebezoek brengen. Maar ik rijd eerst even langs de bloemenwinkel. Witte lelies, mijn lievelings. In de hoop dat ze ook jou even een glimlach geven. En misschien, heel misschien, doe je vandaag dan even je gordijnen open. Want ik kan je vertellen: de zon schijnt prachtig vandaag.’

Liefs, Renée

Lees ook: Deze dingen moet je nooit zeggen tegen iemand met een depressie

Gerelateerde artikelen

Back to top button