Het mysterie van het verloren schaap (en hoe ik in wonderen ging geloven)

Janneke heeft een dochtertje dat niet zonder haar schaap kan. Toch raakte het schaap al drie keer kwijt. Maar toen gebeurden er drie wonderen…

LEES OOK: Waarom verwondering over dingen prachtig is (en we minder moeten haasten en vliegen)

Vroeger geloofde ik in wonderen. Ik weet niet precies waarom, maar ik denk omdat niemand nog bewezen had dat wonderen niet bestaan. Veertig jaar ben ik nu en het lijkt inmiddels geoorloofd om een tikje sceptisch te worden. Ik bedoel: om ons heen stort de wereld langzaam in, het is nog steeds geen vrede op aarde, de ijskappen smelten en mijn buurtgenoten groeten me vaker niet dan wel. Maar gelukkig heb ik kinderen. Zij zorgen ervoor dat ik er toch hardnekkig in blijf geloven, in de magische plek die onze wereld eigenlijk is.

Neem nou het mysterie van het verloren schaap. Het schaap is een kruising tussen een knuffeldier en een vod dat het leven van mijn dochter in kwam toen ze nietsvermoedend lag te slapen in haar couveuse. Sindsdien zijn het schaap en zij onafscheidelijk. Het schaap is eigenlijk een verlengstuk van mijn dochter: zie je haar, dan zie je het schaap. Stukgeknuffeld in haar knuistjes als ze vredig ligt te slapen, op schoot achterop de fiets, toegestopt onder een dekentje op de bank, of in haar rugzakje als we op reis gaan. Het kon niet anders dan dat het schaap een keer kwijt zou raken. Anderhalf was ze toen ze het voor het eerst verloor. Het was uit haar handen gewaaid toen ze de auto in stapte – hoewel we dat niet helemaal zeker wisten. Onervaren moeder die ik ben, had ik er nooit aan gedacht een reserveschaap aan te schaffen. Urenlang zocht ik in bosjes, in de auto, en voor de zekerheid ook in de supermarkt en alle winkels waar we die dag waren geweest. Natuurlijk bestelde ik meteen een nieuw exemplaar, maar toen ik dat aan haar gaf, smeet ze het op de grond. Het schaap rook niet naar haar. Het léék zelfs niet op het oorspronkelijke schaap. Ik gooide het nieuwe schaap in de wasmachine, en droeg het twee dagen mee in mijn bh. Net toen ik op het punt stond het aan haar te geven (ze had al twee nachten niet willen slapen), besloot ik om nog één keer te gaan zoeken. Ik kon de gedachte dat het echte schaap ergens op straat lag weg te kwijnen nauwelijks verdragen. Dacht ik aan dat schaap, dan zag ik mijn dochter, veel te klein voor deze wereld, in dat plastic bedje, met dat schaap naast zich dat toen nog enorm leek, die dappere blik in haar felle ogen en die piepkleine handjes die door de lucht zwaaiden alsof ze iets zocht. Ik geloof dat ik nog liever mijn portemonnee en mijn nieuwe telefoon was kwijtgeraakt dan dat schaap. Ik wilde nog maar eens een rondje lopen door onze straat, maar ineens, alsof iemand het me toefluisterde, ging ik rechtsaf, een zijstraat in. Hier vind ik het schaap nooit, dacht ik, maar toch liep ik door, naar de vuilcontainer. Ik draaide me vertwijfeld om. En daar lag het schaap, verregend in de goot. Je zag eigenlijk niet meer dat het een schaap was, het leek eerder op een verfrommeld papieren zakdoekje. Ik raapte het op en rende terug naar huis. ‘Het schaap is terecht!’ riep ik. Mijn dochter pakte het vod en knikte goedkeurend.

Ik leerde er een les uit en wijdde het reserve-exemplaar in. Ik sliep er nog een paar dagen mee in bed en daarna wisselde ik het stiekem om met het echte schaap. Mijn dochter keek even vreemd op, maar ze accepteerde de nieuweling. Sindsdien wisselde ik beide schapen af. Eén keer ging het mis. Stond ze ineens met twee schapen in haar handen. Ze keek van haar ene hand naar de andere. ‘Twee schapen,’ zei ze. De eerste keer dat ze telde. Ik leidde haar af, en ontvreemdde een van de twee schapen. We moesten voorkomen dat ik straks twéé reserveschapen moest aanschaffen. Kort daarop verloor ze het schaap opnieuw. En natuurlijk was het weer het echte schaap. Het stomme was: ik had geen idee waar we het waren kwijtgeraakt. Het was een hectische dag geweest en het huis was een chaos. We waren overal en nergens geweest en ik kon me niet meer herinneren wanneer ik het schaap voor het laatst had gezien. En ook al was er inmiddels een reserve-exemplaar, ik kon het niet verkroppen dat het echte schaap de aftocht had geblazen. Ik zocht in nog meer bosjes dan de vorige keer. Deed navraag in alle winkels waar we die dag in de buurt waren geweest. Ik vroeg het zelfs aan de vuilnismannen die de straten veegden. Maar dit keer was het schaap echt weg. Na drie weken zoeken, gaf ik de hoop op. Ik kocht nóg een reserveschaap. Mijn dochter zelf had zich allang verzoend met de situatie. Het schaap stond voor iets anders. Voor de afgelopen jaren die veel te snel voorbij waren gegaan. De dingen die ik had willen doen, maar waar we nooit aan toe waren gekomen. Voor mijn baby die geen baby meer was. Voor de verloren tijd en alle momenten dat ik er niet bij stil had gestaan dat vandaag nooit meer terug zou komen.
Een maand of drie later ruimde ik de kast in de kinderkamer op. En ineens stond ik met twee schapen in mijn hand. Een nieuw, donzig schaap en een verfomfaaid, stuf geknuffeld schaap. Onmiskenbaar het echte schaap. Toch keek ik voor de zekerheid naar mijn dochter: zij had óók een schaap bij zich. Drie schapen. Hoe kon dit? Als je sceptisch bent, zou je kunnen concluderen dat het schaap nooit was kwijtgeraakt en gewoon al die tijd in de kast had gelegen. Maar ik had sterk het gevoel dat het schaap zelf de weg naar huis had teruggevonden.

Het ging nóg een keer mis. Het was eind van de winter, toen het nog steeds zo bitter koud was. Er stond een ijzige wind. We zaten op de fiets, toen mijn dochter begon te brullen. ‘Het schaap!’ riep ze. Doordat ze handschoentjes aan had, was het uit haar handen geglipt. Ik fietste meteen terug, maar het schaap was nergens meer te bekennen. Haar tweelingzus begon ook te brullen. ‘Waar is het schaap?’ riep ze, met veel gevoel voor drama, om de twintig seconden. Ik zei dat ik het ook niet wist, maar dat we het zouden zoeken. We stapten af en zochten overal. Nergens een schaap. De kinderen brulden nog harder. Vanwege het schaap, en ook omdat het zo koud was. Ik zei dat het allemaal goed zou komen. Dat het schaap altijd de weg naar huis terugvond. En ik was blij dat er thuis in de kast in elk geval twee reserveschapen lagen. Toch voelde ik me ook een beetje mislukt als moeder. Stond ik hier op straat met twee huilende kinderen en ik kon niet eens ergens een schaap vandaan toveren. En hoezo was ik überhaupt op de fiets gestapt in deze helse kou? We fietsten terug naar huis en de rust keerde pas terug toen ik Peppa Pig opzette en warme chocomel maakte. Ik plaatste een bericht op Facebook. ‘Schaap kwijt.’ Eerlijk gezegd had ik er weinig verwachtingen van. Ik moest me er nu maar eens bij neerleggen dat het schaap er zo zijn eigen leven op nahield. De reacties op Facebook stroomden binnen, dat wel. Iedereen leefde met ons mee. Wildvreemde mensen wensten ons sterkte. De boerin van verderop zei dat we dan maar een echt lammetje moesten komen uitzoeken. Iemand riep dat-ie het schaap was tegengekomen, onderweg naar de Wallen. En toen, tegen de middag, schreef iemand: ‘Ja! Wij hebben het gevonden!’ Haar man had ons zien zoeken, schreef ze, en vlak daarna had hij het schaapje zien liggen. Hij was ons nog achterna gerend, maar we waren al uit zicht verdwenen. Toen had hij het schaap op een fiets gezet, maar omdat het er steeds af waaide, had hij het binnen op de vensterbank gelegd, achter het raam. Op Facebook was iedereen al net zo verheugd als ik. De likes stroomden binnen. ‘Wat zal je dochter blij zijn,’ schreven mensen.

En zo kwam het dat ik weer in wonderen ging geloven. En in de goedheid van onbekenden, die net als ik blij waren om zoiets kleins als een gevonden verloren schaap.

Volg Janneke ook op Instagram: @mylittledutchdiary

LEES OOK: Lieve vreemde voorbijgangers: dank voor jullie hulp!

Gerelateerde artikelen

Back to top button