Merel is een co-ouderschap-kind (en dit is haar verhaal)

Twee kamers, twee keer een groot cadeau op haar verjaardag. Het had best wel voordelen voor Merel, opgroeien in twee huizen. Maar het maakte ook dat ze zich ontheemd voelde. Tegen de tijd dat ze gesetteld was, moest ze haar spullen weer pakken.

Op mijn negentiende ging ik uit huis. De eerste periode dat ik op mezelf woonde was het een vreemde gewaarwording. s ‘Ochtends wakker worden en meteen weten in welk bed ik lag. Aan welke kant de wekker stond. Zestien jaar eerder gingen mijn ouders uit elkaar, wat betekende dat ik vanaf dat moment twee huizen had. Twee kamers, twee bedden (en roze stapelbed bij mijn moeder en een gele bij mijn vader), twee stiefouders, op langere termijn twee halfzusjes.

Als er een co-ouderschaplintje zou bestaan, dan mag dat wat mij betreft naar mijn (stief)ouders gaan. Mijn hele jeugd hebben ze heel bewust de omgangsregeling vormgegeven. Ze gingen bij elkaar in de buurt wonen. Hadden telkens als ik van de een naar de ander ging een zorgvuldige ‘overdracht’, zodat iedereen op de hoogte was van de laatste ontwikkelingen. Ze probeerden zoveel mogelijk af te stemmen: hoeveel zakgeld ik kreeg, hoe laat ik naar bed moest, hun vakantiebestemmingen.
Dat bekende niet dat het vanzelf ging. Mijn vader en moeder moesten een nieuwe manier vinden om met elkaar om te gaan. Al snel kwamen er stiefouders, die op hun tenen liepen om de ‘echte’ ouders niet het gevoel te geven dat zij hun ouderrol overnamen. Tegelijkertijd moesten de stiefjes natuurlijk wel laten zien dat ze betrokken waren bij mijn leven en opvoeding.

Ik ben me nooit zo bewust geweest van al deze spanningen. Als kind klaagde ik alleen over de praktische problemen: de spullen die ik bij de ander vergeten was, waar ik Sinterklaas ging vieren. Een groot gedeelte van de worsteling speelde zich af buiten mijn blikveld. Maar onbewust had ik het zeker door en vond het zijn weg naar mijn emoties en gedrag. Dat doet het nog steeds.
Naarmate de jaren verstreken werden de verhoudingen steeds harmonieuzer. Bezoekjes aan ouderavonden vonden in afwisselende formaties plaats. Toen mijn ‘twee vaders’ eens voor mijn biologielerares zaten, keek zij verrast op. Ze wist niet dat Merel twee homovaders had! Zij zeiden niets om haar van dat idee af te helpen, stootten elkaar zelfs even flirterig aan en lachten er later smakelijk om. We aten af en toe met zijn allen en iedereen was aanwezig op elkaars verjaardag.

Harmonieus of niet, feit was dat door de geboorte van mijn twee halfzussen, in beide huizen één, er nieuwe gezinnen gevormd werden, waar ik tussendoor pendelde. Telkens weer moest ik in de routine van een nieuwe gezinssituatie springen. Ieder kind gaat daar anders mee om, voor mij gold dat ik het niet makkelijk vond om zorgeloos mee te bewegen, om ongestoord mezelf te blijven in steeds wisselende situaties.
Een bepaalde flexibiliteit was zeker nodig, want in het ene huis werd toch net iets ander gedrag gepromoot dan in het andere huis. Waren de ene meer doeners, in het andere huis overheerste het denken. Lachten ze in het ene huis moeilijkheden eerder weg, in het andere huis moest overal serieus over gepraat worden. Wat jij zélf goed of belangrijk vindt, raak je met al dat aanpassen op den duur wel een beetje kwijt.

Het klinkt mooi, co-ouderschap. Nu kunnen de vaders eindelijk echt betrokken blijven bij hun kind en komen de moeders ook nog aan werken toe, in plaats van het alleen te moeten rooien met hun kroost. Maar dat betekent niet dat het heiligmakend is. Het is hard werken. Niet ieder kind trekt het. Het kan behoorlijk belastend zijn om ‘s ochtends wakker te worden en niet te weten waar je bent. Je kan als ouders nog zulke goede bedoelingen hebben, maar je moet niet vergeten dat het het kind is dat zich staande moet zien te houden in twee werelden.

Natuurlijk is ieder kind anders. Maar er zijn wel een paar basisvoorwaarden voor co-ouderschap:

Met elkaar door een deur kunnen
Met stip op nummer 1: communicatie. Het allerbelangrijkste is dat goed overleg mogelijk is tussen de ouders. Daarvoor moet je elkaar regelmatig zien en open staan voor de mening en gevoelens van de ander.

Belang van het kind staat voorop
Rondom een scheiding raken ouders wel eens verblind door hun eigen belangen en (on)mogelijkheden. Dat is heel logisch in zo’n emotionele tijd. Maar als je co-ouderschap doet moet je je eigen ego opzij kunnen schuiven, voor je kind. En de ex-partner zien voor wat die nu is: een ouder, niet ‘die @#$% van een ex.’

Houd je kritiek voor je
Uit het vorige punt volgt: laat je niet negatief uit over het andere huis. Ook in zogenaamd onschuldige opmerkingen klinkt je mening door. Geef je kind niet het gevoel dat ze een kant moet kiezen.

Bij elkaar in buurt wonen
Het komt nogal eens voor dat er toch wat onmisbare spullen zijn achtergebleven in het andere huis. Dan is het handig als de ouders dicht bij elkaar in de buurt wonen. De mogelijkheid om even bij de ander langs te gaan moet er zijn. Zorg wel voor goed overleg en duidelijke afspraken.

Twee thuizen
Kijk wat helpt om echt twee thuizen te maken. Laat het kind meehelpen met de inrichting van de nieuwe kamer(s). Neem vertrouwde spullen mee naar het nieuwe huis. Kan er misschien een huisdier mee co-ouderen? Geef het kind de tijd om te wennen.

Kijk en luister goed naar je kind
Het is altijd belangrijk om goed naar je kind te kijken, te weten wat er in haar omgaat. Maar als de helft van haar leven zich buiten je zichtveld afspeelt, dan is dat nog belangrijker. Luister echt naar wat ze zegt.

Lees ook: Hoe vier je als co-ouders de verjaardag van je kind(eren)?

 

Gerelateerde artikelen

Back to top button