Opkrabbelen na ontslag, deel 3: “Nu weet ik het, ik ben niet geschikt.”

Barbara werd ontslagen. Het jaar dat erop volgde werd een hel. Ze kon niet meer terug naar haar oude beroep. Al haar ervaring en talenten voelden waardeloos. Dit is deel 3 van een serie: Barbara is niet geschikt om op een kantoor te werken, maar de reden  daarvoor was een heel andere dan ze vermoedde.

De laatste jaren was ik een van de besten in mijn vak. Ik gold als een uitstekende redactiechef met heel veel ervaring en goede ideeën. Ik ben snel en leergierig en kan me goed verplaatsen in de identiteit van het medium waar ik voor werk. Ik kan goed schijven en redigeren – nou ja, houd maar op, want al deze kennis en ervaring was in één klap waardeloos geworden.
Zo voelde het.
De bladenwereld lag vreselijk op z’n gat, niemand meer die daar een toekomst op kon uitstippelen. Freelancen kan altijd, maar dat betaalt héél slecht, iets wat alleen maar erger wordt. En aangezien ik nog tientallen jaren zou moeten werken, werd het tijd iets heel nieuws te gaan doen.

Thuis had ik een indringend gesprek met Thomas. Hij zag ook dat ik van af en toe een stukje schrijven voor 300 euro niet gelukkig zou worden. Hij draaide financieel goed, dat zou nog wel even zo zijn. Samen besloten we dat ik de ruimte zou krijgen om mezelf opnieuw uit te vinden. Dat klinkt nu heel luxe, en dat was het natuurlijk ook, maar om eerlijk te zijn werd ik elke dag doodsbang wakker. Geen richting hebben, geen houvast en geen idee wat je gaat doen…dat is geen fijn gevoel.
Er kwam een collega op mijn pad, die meer verstand had van de commerciële kant van bladen. Samen besloten we klanten te gaan werven. Bedrijven die een eigen tijdschrift wilden. Dan kon ik de inhoud doen en zij het zakelijke deel. Twee steengoede krachten. Dat moest wel een succes worden!

Optimistisch gingen we aan de slag. We verzonnen plannen. We stuurden mails naar bedrijven dat we een geweldig plan voor ze hadden. We belden ze, mailden ze, stalkden ze. Maar niemand belde terug. We waren goed in ons vak, daar twijfelde ik niet aan, maar er is meer voor nodig dan dat om klanten te krijgen. Dan moet je een bedrijf zijn dat al opdrachtgevers heeft gehad, dat al mooie dingen heeft gemaakt, maar als die opdrachtgevers niet komen, hoe kom je er dan tussen? In die tijd ging ik veel hardlopen; ik had toch tijd zat. Soms werd ik bijna misselijk als ik langs grote kantoortorens rende: daar wordt zoveel geld verdiend, waarom konden ze mij niet een opdracht geven? Hoe kon ik daar binnenkomen? Ik voelde me zo klein, onbeduidend, onzichtbaar.
Het werd steeds erger.

Op een maandagochtend holde ik langs de oevers van het IJ. In tegenovergestelde richting fietsten de kantorig aangeklede mensen met hun laptop naar hun bestemming. Eerst begon ik een hekel aan ze te krijgen, al die talentloze mensen die nergens last van hadden, die gewoon dwars door de recessie hun werk hadden. En ik, ik met al mijn talenten, had niks. Daarna begon ik me verlicht te voelen: kijk ze nou eens gestrest op de fiets. Ik heb tenminste tijd en aandacht voor de dingen. Zie je die zon opkomen? Kijk nou eens naar dat water, hoe mooi alles erin weerspiegelt. Hebben ze geen oog voor, die kantoorklerken. Ik wilde er nooit meer één worden, besloot ik keer op keer, maar tegelijkertijd voelde ik dan mijn maag ineen krimpen.
Wat wil je dan wél worden?

In die paniek begon er ook wel wat stof neer te dalen. Dat ik bij mijn ontslag was beticht van een kort lontje, had ik inmiddels achter me gelaten. Na talloze gesprekken met oud-collega’s en tenslotte mijn voormalige grote baas (de baas dus van de baas die mij ontslagen had), besloot ik dat het een persoonlijke vete was geweest tussen mij en haar. Dat korte lontje had ze helemaal niet hoeven te noemen en speelde eigenlijk alleen tussen haar en mij. Dat was dus misschien het werkelijke probleem: niet met een baas kunnen omgaan. Het was niet de eerste keer dat ik daar tegenaan liep. Al eerder was ik een keer gillend weggelopen bij een vrouwelijke bazin die ik echt een eng type vond, net als deze bazin. Er waren meer mensen die voor haar wegliepen – maar er waren er meer die gewoon bleven zitten.
Ik hoorde dus niet bij die groep.

Ik ambieerde ook altijd de baan van mijn bazin. Dacht in ieder geval dat ik het beter kon. Dat kan dan zo zijn, bedacht ik me in die heftige winter, maar er is ook nog zoiets als de regels van het spel. En als je die niet beheerst, ben je ergens gewoon niet goed in.
Je moet geen ruzie maken met je baas.
Je moet niet denken dat je het beter kan dan je baas.
Je moet niet altijd sneller willen dan je baas.
Dan beheers je gewoon de regels van het kantoorleven niet. Elke dag gaan er miljoenen mensen naar hun werk zonder hun muil steeds maar weer open te trekken, zonder sneller te willen, zonder zich te verzetten. Die zogenaamd talentloze mensen die ik meende te zien op de fiets naar hun werk, waren de mensen die wél geschikt waren voor iets.
Ik was niet geschikt. En die gedachte bracht me nog dichter naar de rand van de afgrond.

Lees ook: Een pijnlijk ontslag, deel 1: “Je hebt een kort lontje en iedereen vindt dat.”

Lees ook: Een ontslag verwerken, deel 2: “Ben ik echt zo’n vreselijk mens?”

Lees ook: Overeind komen na ontslag, deel 4: “Mijn man zei: en nu ga je verdomme iets doen!”

Lees ook: Voor jezelf beginnen na ontslag, deel 5: een mentale krachttoer van jewelste

Lees ook: Gelukkiger dan ooit na ontslag deel 6: het wordt nu een écht bedrijf!

 

Gerelateerde artikelen

Back to top button