Als je de liefde van je leven op je vijftiende ontmoet (en daar pas veel later achterkomt)

Als je jong bent hoop je dat je ooit De Liefde van je Leven zult ontmoeten. Miriam ontmoette hem op haar vijftiende. Maar kwam daar pas dertig jaar later achter….

Vierendertig jaar geleden zat ik op de middelbare school en was ik strontverliefd op een blonde jongen die elke dag naar school kwam met een leren aktentas. Ik had nog nooit met hem gesproken maar hij intrigeerde mij mateloos. Die jongen fietste ook nog eens elke dag voorbij mijn huis. Ik was zó verliefd dat ik zijn lesrooster uit mijn hoofd kende en elke dag op een bepaald tijdstip naar buiten staarde om te kijken of ik hem al aan zag komen fietsen. De kans dat wij ooit met elkaar zouden gaan verkeren was nihil. Hij zat op het VWO en hoorde bij een select gezelschap dat voor de lol Reve en Slauerhoff las en eindeloos kon discussiëren over politiek. Ik zat op de mavo, droeg Miss Sporty lippenstift en keek elke week reikhalzend uit naar een nieuwe aflevering van Dynastie. En toch, toch kregen wij verkering. Na afloop van een galafeest kwam mijn object der begeerte op mij aflopen. “Zo”. Zei hij zelfverzekerd. “Ik breng jou naar huis”. Dat was de eerste keer dat hij tegen me sprak. Tien maanden lang was het ‘aan’. Ik was zijn eerste vriendinnetje. Het enige wat ik mij nog goed kan herinneren was dat hij mij die zomer met eindeloos geduld leerde surfen op het Grevelingenmeer. Heel grappig was. Dat hij heel erg kon drammen èn dat hij extreem jaloers was. Hij was achttien. Ik zestien. Nadat ik het met hem uitmaakte hebben we jaren niet met elkaar gesproken. Ik had zijn hart gebroken.

Op mijn vierentwintigste liep ik zijn moeder tegen het lijf. We raakten aan de praat en ik vroeg haar hoe het met haar zoon was. Uit beleefdheid. Ze vertelde dat hij inmiddels was afgestudeerd aan de Hogere Hotelschool en voor Heineken werkte. Ik veinsde, omdat zij heel erg lief was, interesse. ’s Avonds werd ik gebeld. Mijn ex belde mij en vroeg of wij na negen jaar elkaar niet gezien te hebben konden afspreken? Hij wist dat ik inmiddels gescheiden was en een dochter had. Ik weet nog dat ik verwachtte dat hij in een busje zou rijden met het logo van Heineken er op. Ik weet nog dat toen hij aanbelde en ik open deed, schrok. Voor mij stond geen knap blond knulletje meer maar een kalende stevige vent met een studentikoos brilletje op. Van schrik, omdat ik hem nooit zou hebben herkend, vroeg ik hem waarom hij niet in een Heinekenbusje reed? Ik begreep niet waarom hij keihard moest lachen om mijn vraag.

Hij nam mij mee in zijn ‘auto van de zaak’ naar een chique restaurant in Antwerpen. Hij bestelde zelfverzekerd voor ons beiden fruit de mer èn bestudeerde uitgebreid de wijnkaart. Voor mij was het overduidelijk dat hij indruk op mij probeerde te maken. Ik had serieus spijt dat ik mezelf vrij sexy had aangekleed voor deze date want ik wilde absoluut niet dat hij dacht dat ik ook maar een greintje interesse in hem zou hebben. Ik kon gewoon niet geloven dat dat knappe slanke knulletje van toen dezelfde persoon was als die zelfverzekerde dikke bebrilde kalende manspersoon tegenover mij. “Jij bent niets veranderd” zei hij lief nadat onze gerechten waren gebracht. “Je bent nog even mooi en grappig als dat ik me jou herinner” voegde hij daar aan toe. Ik lachte hem vierkant uit en dacht: Sukkel.

Hij begon te vertellen over zijn studie, zijn stage in het buitenland. Over zijn werk. De jaren die voorbij waren. Hij gaf mij uitleg over ons eten, de wijn. Hij stelde leuke vragen. Luisterde aandachtig naar mijn verhalen. En we moesten ontzettend om elkaar lachen. Al bij het dessert was ik strontverliefd op hem. Toen we hadden afgerekend en naar buiten liepen pakte ik hem vast en zoende hem onder een lantaarnpaal. Hij was stomverbaasd. We kregen voor de tweede keer een relatie. Hij was dol op mijn dochtertje en zij op hem. Hij bleek ongelofelijk zorgzaam te zijn. Ik genoot van zijn aandacht. Van zijn kennis. Van zijn wijsheid. Van zijn eindeloze geduld. Zijn humor. Maar hij was te overheersend. Te veeleisend. Ik maakte het uit. Het was teveel. Ik gunde mijzelf dit geluk niet. Ik wist niet wie ik was, wat ik kon, wat ik nog verder wilde met mijn leven. Ik wilde niet dat hij een huis voor ons kocht en dat wij met zijn drietjes een gezin zouden gaan vormen. Voor de tweede keer brak ik zijn hart.

In de jaren die daarop volgden kreeg ik een relatie met de vader van mijn zoon. Wij verhuisden met ons ‘gezin’ naar een andere plaats. Veertien jaar lang leefde ik het leven dat bijna elke eind twintiger, dertiger leeft. Er werd een huis gekocht. Er kwamen twee auto’s voor de deur. In de zomer gingen we naar Italië. Er werden carrières gemaakt. De kinderen werden groter. Er kwam een hond. Tegen mijn veertigste jaar spatte alles uit elkaar. Al mijn verwachtingen, al mijn dromen, al mijn verlangens, alles raakte ik kwijt. Alles. De jaren die daarop volgden waren de zwaarste van mijn leven. Er waren ook mooie momenten. Ik kreeg een vriend die mij weer liet lachen. Die mij door dik en dun steunde. Maar ook dat ging voorbij. Toen raakte ik bijna dakloos. In mijn wanhoop plaatste ik een oproep op Facebook.

Mijn ex reageerde. Ik was zó wanhopig dat ik hem mijn telefoonnummer stuurde. Ik drukte op verzenden en hij belde. Meteen. Na bijna vijfentwintig jaar klonk zijn stem heel vertrouwd. Diezelfde dag reed ik met mijn zoon naar zijn huis. Hij deed de deur open en ik schrok. Die grote stevige zelfverzekerde vent met studentikoos brilletje van toen was veranderd. Er stond een hele magere lange hartstikke kale man in de deuropening die zachtjes zei dat hij het fijn vond mij weer te zien na al die jaren. “Je bent nog steeds zo mooi” zei hij heel onzeker. Ik omhelsde hem. Ik zou hem weer niet hebben herkend. Hij zag er zó slecht uit dat ik dacht dat hij ongeneselijk ziek was.

Mijn eerste vraag aan hem was of hij nog steeds Slauerhoff las. Hij lachte en antwoordde van niet. Hij was niet ziek. Hij was gebroken bleek toen we met elkaar in gesprek raakten. Ik ook. We bleken heel veel op elkaar te lijken. We hadden dezelfde voorkeuren. Deelden elkaars meningen. Onze levens vertoonden extreem veel paralellen. Elke dag waren we samen. We wandelden uren door de sneeuw net zo lang tot het donker werd. Deden samen boodschappen en kookten voor elkaar. Als we naar bed gingen lagen we tegen elkaar aan zonder dat er iets gebeurde. Heel af en toe pakten we elkaars hand vast. Er was geen sprake van verliefdheid. Daarvoor waren wij beiden te vaak gekwetst, gewond geraakt. Teleurgesteld. Weken gingen zo voorbij. Avondenlang zaten wij samen aan tafel en hadden naast serieuze gesprekken ongelofelijk veel lol.

Elke keer weer verbaasde ik mijzelf over het feit dat één iemand zó kan veranderen. Dat diezelfde persoon waar ik al twee keer eerder een relatie mee had zo’n ontzettend compleet maar vooral lief mens was geworden. Op een avond keek ik naar zijn gezicht en ik besefte dat ik van hem hield. Op dat moment stond hij op, liep naar mij toe, pakte mijn hand en vroeg verlegen: “Wil je weer mijn meisje zijn?” Dat is nu bijna zeven jaar geleden. Elke nacht zoeken we naar elkaars hand. Elke dag zijn wij blij als we elkaar bij thuiskomst weer zien. Hij laat mij zijn wie ik ben. Ik hem ook. Ik ken mijn vriend al dertig jaar, had al twee keer eerder een relatie met hem, en toch voelt deze versie van hem als nieuw. Hij heeft dat niet met mij. Al heel zijn leven was ik zijn Grote Liefde. Hij nu pas de mijne. Achteraf gezien moest ik onafhankelijk van hem volwassen worden om pas na dertig jaar te ontdekken dat hij óók mijn Grote Liefde bleek te zijn.

Lees ook: 25 dingen die je ALTIJD mag zeggen tegen iemand met liefdesverdriet

(Beeld: iStock)

Gerelateerde artikelen

Back to top button