Ben jij enig kind? Dan zul jij dit herkennen: je voelt je niet snel eenzaam!

Je bent gewend dat mensen vragen of ’t klopt dat enige kinderen zielig zijn. Terwijl dat je als enig kind niet bekend voorkomt. Als je een enig kind bent, herken je dit waarschijnlijk eerder: je voelt je niet snel eenzaam.
Lees ook: Waarom het helemaal niet erg is om rommelig te zijn (er zitten veel voordelen aan!)
Als ik vertel dat ik enig kind ben (‘enigst’ is taalkundig ook goed hè mensen, het ligt beter in het gehoor bovendien) krijg ik vaak vragen. Nog steeds? Ja nog steeds. In de jaren tachtig werd het aan me gevraagd omdat gewoon bijna niemand enig kind was. Het was nog best iets bijzonders. Tegenwoordig mag 1 op de 11 kinderen zich ertoe rekenen. Het dubbele van dertig jaar geleden. Het zijn vooral ouders die overwegen om het bij één kind te houden, die van me willen weten hoe ik het vroeger ervaren heb. Ik heb trouwens zelf ook één kind.
Allenige herinneringen heb ik wel. Vakanties waarbij ik tegen een muur tenniste. Plong, plong. Daar zat wel wat verveelds in. Geen kinderen in de buurt. Ouders die geen zin hadden. Maar was dat erg? Zielig? Ach, je vindt ’t even jammer. Maar het is wat je kent. En als kind neem je de dingen zoals ze zijn. Het goede ervan is: er zit niks anders op dan communicatief zijn. Want als er geen ander kind is om te spelen, zul je toch echt op mensen af moeten stappen. Als ik op vakantiefoto’s kijk zie ik mezelf mijn achtste verjaardag vieren tijdens een zomervakantie in Italië. Ik zit met drie mooie Italiaanse jongetjes lachend rond een slagroomtaart. Had ik toch maar mooi voor elkaar.
Ik kwam ook altijd veel bij gezinnen thuis (andere ouders zagen me graag komen, als bliksemafleider voor die zussen die elkaar bij het minst geringste in de haren vlogen). Zo zag ik nog eens wat. Vooral bij grotere gezinnen keek ik mijn ogen uit. Wat me dan altijd opviel was dat gedoe over eerlijk delen. Broertjes en zusjes zetten limonadeglazen naast elkaar en checkten tot op de millimeter of de een niet een drupje meer had dan de ander. Chipjes werden geteld. Kreeg de een net wat meer dan de ander, dan was het gillen. Snapte ik helemaal niks van. Het kon me ook gewoon niet zoveel schelen, als enig kind heb je die concurrentiestrijd niet. Van mij mochten ze ’t hebben, die net wat grotere vlaflip. Nog steeds vind ik delen juist zo leuk. Ik denk dat ik eerder te snel wil delen, me soms de kaas van het brood laat eten. Want delen staat voor gezellig samen doen.
Dan dat verwende. Als het gaat om spullen, denk ik niet dat ik vaker iets kreeg dan de kinderen om me heen. Soms wel hoor. Maar bij de grote gezinnen van de hockeymeisjes die ‘aan de goede kant van het spoor’ woonden, zag ik eigenlijk ook: hoeveel je van je ouders krijgt, heeft meer te maken met wat voor geldtype je ouders zijn. Bij het ene gezin wordt gewoon meer gekocht en gespendeerd dan het andere. Ik denk dat ik wel gewend ben om mijn zin te krijgen. Je hebt geen kleiner zusje die nog te klein is voor die spannende film, dus natuurlijk ga je met ouders die film kijken die jij zo graag wil zien.
Wat ik wel lastig vond, is ruzie maken. Dat durfde ik niet zo goed. Dat doe je met een broertje of zusje. Je kunt ze niet kwijtraken, de volgende dag zijn ze er nog. Dat is met vriendinnetjes wel anders. Als je tegen hen lastig bent, komen ze straks nooit meer spelen. Ik vond het verschrikkelijk als ik een dingetje had met een vriendinnetje. Daar kon ik niet van slapen, daar piekerde ik over. Natuurlijk wil dit niet zeggen dat alle enig kinderen dit hebben, maar ik weet wel dat het is belangrijk dat je je sociale skills goed ontwikkelt als enig kind. Dit blijkt ook uit onderzoeken.
Dat enig kinderen moeilijk kunnen delen en egoïstisch zijn worden niet gesteund door onderzoek. Onderzoekers Polit en Falbo hebben dertig jaar geleden 141 studies vergeleken. Het bleek dat enig kinderen niet anders zijn wat betreft dominantie, volwassenheid, zelfcontrole, zelfwaardering, tevredenheid, sociale deelname, relatie met ouders en populariteit. Dus zielig of verwend? Welnee. En eenzaam? Ook niet. Dit blijkt ook uit Amerikaans onderzoek waarbij twintigers geïnterviewd die zijn opgegroeid als enig kind. Het grootste deel van deze groep gaf aan dat zij zich als kind niet eenzaam hadden gevoeld. Zij noemden de vertrouwelijke relatie met hun ouders die zij hadden kunnen opbouwen, waardoor gevoelens van eenzaamheid niet aan de orde waren. Misschien is het waar. Nog steeds voel ik me bijna nooit eenzaam als ik alleen ben, ik vind het een prettige modus, net zo fijn als samenzijn.