Depressie-dagboek (2): “Ik maak mezelf van kant. Ik doe het echt!”

Tussen haar twintigste en haar dertigste heeft Femke regelmatig te kampen gehad met zware depressies. Ze hield er een dagboek van bij waaruit ze speciaal voor Mynd enige fragmenten van openbaar maakt. Om mensen die nú in een depressie zitten te laten zien dat het mogelijk is om uit die zware allesomvattende moedeloosheid te komen. Vandaag deel 2: Een heel diep dal.

Lees ook: Depressie-dagboek (1): “Ik lag op de koude vloer en kon me niet bewegen.”

2001, een vrijdag in augustus, 0.45
Ik geloof dat ik al vier weken niet echt gepraat heb. Als een schim beweeg ik door het huis van mijn ouders en zij bewegen met de nodige voorzichtigheid om mij heen. Ik voel me schuldig. Dat ik hier, twintigplus, op hun zak loop te teren, terwijl ik prima in mijn eigen onderhoud zou moeten kunnen voorzien. Ik ben toch gezond? Er is toch niks mis met mijn handen? Nee, met die handen niet, maar met dat achterlijke hoofd…zoveel, zoveel. Ik weet ’s ochtends echt niet hoe ik uit bed moet komen, meestal kom ik pas om 13 uur beneden. Mijn vader wil dat ik ga hardlopen, maar toen ik probeerde mijn sportschoenen aan te trekken begon ik al te janken en viel ik om. Letterlijk om. Ik eet ook niet veel meer. Het enige wat ik doe is met mijn hoofd boven de vijver hangen en vissen volgen. De rondjes die ze zwemmen, de blupjes die ze maken, zo rustig, zo in evenwicht. Waarom ben ik niet in evenwicht? Waarom doet de hele wereld maar of het normaal is om honderd dingen te willen, te kunnen, na te streven? En waarom doen zij het zonder enige moeite? En waarom is het voor mij zo zwaar en zie ik er het nut niet van in? Ik zie het echt niet. Dat hele leven. Het kan me gestolen worden. Gisteren ben ik een klein wandelingetje gaan maken, dat moest van mijn moeder, en voor ik het wist, stond ik bij het spoor. Het was bijna lachwekkend. Alsof ik niet weet hoe ik bij het spoor kom. Alsof ik niet weet, dat het spoor op dit moment niet de beste plek is om bij uit te komen. Alsof ik niet wist hoe pathetisch dat hele spoor is. En toch dacht ik de hele tijd: als er een trein komt, struikel ik per ongeluk, zodat ik op het spoor val. Ik denk dat nu steeds. Mijn broer nam me gisteren mee uit varen op zijn zeilboot en toen had ik ook de neiging om me eraf te laten glijden in het water. En dan gewoon niet trappelen, stil naar de bodem zakken totdat alles ophoudt.

Maandag 13.25
Mijn hoofd bonkt. Ik voel me verschrikkelijk. Kan ik dieper zinken dan dit?
Sebastiaan (mijn vriend) is dit weekend langs geweest. Hij was met een paar vrienden op vakantie. Ik dacht dat ik hem niet echt gemist had, maar toen hij er was, vond ik niets heerlijker dan tegen hem aan te liggen. Veiligheid. Het enige wat ik wil is veiligheid en zo’n stevige mannenborst geeft me dat. Toch kregen we ook wel weer kleine ruzietjes. Ik erger me er altijd zo aan dat hij zo traag is. Hij zet traag koffie, hij kleedt zich traag aan en hij maakt heel traag beslissingen. Terwijl ik nu juist iemand nodig heb, die me zegt hoe we het gaan doen. Maar goed, ik merk ook dat ik me niet echt heel erg kan opwinden over zijn gedrag, een aantal maanden geleden waren onze ruzies heftiger, het maakt me allemaal te weinig uit.
Gisteravond was dramatisch. Sebastiaan was terug naar zijn huis in Amsterdam gegaan en had met zijn beste vriend nog een biertje gedronken en verteld over mij. Mij en mijn staat van zijn. Hoe ik mijn hoofd onder een kussen stop als er iemand belt of aanbelt. Hoe ik apatisch op de bank lig en niets zeg. Maar ook over de ruzietjes die we hadden. Zijn vriend had hem gevraagd of hij nog wel van me hield en toen had hij het antwoord niet geweten. En dat vertelde Sebastiaan me ’s nachts om half één aan de telefoon, terwijl ik mezelf dood wensend onder de dekens lag. Ik weet niet precies wat er gebeurde, maar toen ik besefte dat ook Sebastiaan me zou kunnen ontvallen, toen knapte er iets. Ik rende naar beneden en riep in de hoorn tegen mijn bijna-ex: “Ik maak mezelf van kant. Ik doe het. Het maakt me allemaal niks meer uit. Ik wil zo graag dood.” Vervolgens heb ik de telefoon weggedrukt en een mes uit het messenblok gepakt. Het lemmet voelde koel op mijn polsen. Ik wilde het doen, maar ik wilde het ook niet doen. Ik haatte mezelf dat ik mijn vriend zo bang had gemaakt, maar was mijn hoofd en redelijkheid zodanig kwijt dat ik niet meer wist hoe ik het recht moest breien. Nadat ik de telefoon tien minuten had laten rinkelen, nam ik hem op en kreeg een huilende Sebastiaan aan de lijn. “Dit kan zo niet langer. Dit kan zo niet langer”, herhaalde hij maar. Ik luisterde naar zijn stem en had geen woorden meer.

Lees ook: Het ‘goede moment’ bestaat niet! De beste veranderingen maak je NU

Geschreven door