Ik ben zo bang voor de tandarts!

Mariëtte kreeg mail van haar tandarts: of ze even een afspraak wil maken voor de controle. Dus nu zit ze in de stress, want man, wat is ze bang voor de tandarts.

Lees ook: 21 onverwachte dingen die helpen bij angst

Mijn lieve moeder bedoelde het goed: als we vroeger naar de tandarts moesten, zei ze het van tevoren niet. Pas de dag zelf schreef ze ’s ochtends of tussen de middag een briefje voor de juf dat ik die middag dismissed was wegens een bezoek aan mijn grootste nachtmerrie. Haar idee dat ik er dan van tevoren geen stress van zou hebben was natuurlijk heel lief, maar het werkte niet, want ik wist natuurlijk ook wel dat we elk halfjaar moesten en soms had ik het ‘vergeet uw afspraak niet’-kaartje bij de post zitten.

Vervolgens fietste ik samen met mijn moeder en zus – ook geen tandarts-held – naar de gewraakte praktijk, alwaar ik bibberend en bevend in de wachtkamer plaatsnam. Elke keer als de deur van de behandelkamer openging, schoot mijn hart zo’n beetje mijn keel uit en tegen de tijd dat ik in de stoel lag, was ik al bijna in tranen. Dat is in de loop der jaren wel een beetje verbeterd, maar toch, nog steeds: ik bibber voor de tandarts. Echt, ik beval liever dan dat ik op controle moet, zo eng vind ik het.

Als ik er even wat koude grond-psychologie op loslaat, zou ik zeggen dat we hier te maken hebben met een controleprobleem. Daar lig je dan in die stoel, overgeleverd te zijn aan de man-met-de-haak. En die haak, die is nog het minst erg. Dat ene ding dat in je mondhoek hangt en zuigt of blaast of wat het ook doet, dat is al meer de hel. Misschien zijn mijn mondhoeken toevallig aan de kleine kant, maar bij mij hangt het altijd te ver naar achter waardoor ik continu het gevoel heb dat ik stik dan wel ga overgeven. Ook een drama: foto’s maken. Met zo’n plaatje dat in je mond moet vanwege de röntgenstralen en waarbij ik zelfs het kleinere kindermodel niet trek. En dan heb ik nog maar over de standaard check. De échte hel begint natuurlijk met het op zichzelf onschuldige zinnetje: ‘Hé, hier zit een klein gaatje…’ Draag mij dan maar weg, spuit me plat, echt, ik ga met liefde een week onder narcose, want dat kleine gaatje betekent dat er diverse attributen aangerukt moeten worden die natuurlijk nooit tegelijk in één mond passen maar dat blijkbaar wel zouden moeten en de tandarts is de beroerdste niet, want die duwt gewoon een klem, haak, stofzuiger, tang, vullingsgeval én half pak watten achter in je mond. Die verzameling leidt er vervolgens toe dat ik half kokhalzend en doodangstig mezelf lig te bedwingen om de hele rataplan uit mijn mond te rukken en desnoods half geboord naar veiliger oorden te vertrekken. Echt, ik neem wel een paracetamolletje, als ik maar niet meer terug hoef.

Het gaat niet om de pijn. Die is geen feest, maar mijn tandarts is een eerlijke man: als de behandeling bekend staat als ‘te gortig’, pakt ie de verdovingsspuit erbij. Zo niet, dan doet ie het zonder, want de rest van de dag met zo’n verdoofde wang rondlopen, dat is het ook niet. Voor pijn ben ik dan ook niet zo bang, wel voor dat geduw en getrek en die gereedschapskist waar ik in stik.

Het gaat trouwens om meer dan controle wat er allemaal in m’n mond gebeurt. Ik vind het ook zwaar ellendig om niet te weten wat me te wachten staat en bij de tandarts – althans, de mijne – werkt het zo: klein leed lossen wij meteen voor u op. Terwijl ik graag een dag of twee, drie, zes, honderd wil om me geestelijk voor te bereiden op wat er komen gaat. Hoewel ik hierin ook dubbel ben, want van het vooruitzicht van een ingewikkelde zes-gaten-en-nog-iets-moeilijks-met-kanalen-behandeling lig ik natuurlijk hartstikke wakker, dus doe het dan maar meteen, dan ben ik eraf.

Lees ook: 7 door psychologen gesteunde tips om om te leren gaan met je angsten

Nog even voor de zekerheid: het ligt niet aan de tandarts. Ik had dertig jaar dezelfde en die was echt aardig. Onlangs ruilde ik hem in voor een arts in mijn eigen woonplaats, aangezien ik al zestien jaar niet meer woon in de plaats waar ik opgroeide en ik graag samen met mijn kinderen bij een praktijk wil zitten. Ik had een nieuwe, ultrahippe tandartspraktijk in de buurt gevonden waar de artsen zo’n beetje jonger zijn dan ikzelf en de apparatuur blinkend en flitsend. Ik miste subiet mijn vaderlijke tandarts met zijn kleine praktijkje, waar het oké was dat ik altijd nog een beetje bang was gebleven, omdat de tandarts me al kende vanaf mijn vierde en volgens mij bij mij altijd net een beetje voorzichtiger deed met zijn apparatuur. Hier in de nieuwe praktijk was ik gewoon een volwassene en volwassenen zijn natuurlijk niet bang voor zoiets simpels als een halfjaarlijkse controle. Dus bibberde ik in stilte en hoopte vurig dat ik niet een of ander apparaat uit mijn mond zou trekken, omdat ik dreigde te stikken, want dat zou best aanstellerig staan. Het ging aardig goed en omdat mijn zoontje mee was en ik hem niet ook bang wil maken, was ik best trots op mezelf. Maar helaas, dat is nu ook alweer zes maanden geleden en deze week kwam de gewraakte mail: of ik weer even een afspraak wil maken. Een simpel telefoontje, maar ik stel dit dus enorm uit. Ik wéét dat het verstandig is om wel te gaan, maar alles in mij verzet zich hiertegen. Ik wil niet, ik wil niet, ik wil niet. Ik wil eigenlijk een kunstgebit, maar ja, da’s ook zo wat op je 34e.

Het enige waar ik naar uitkijk, is het moment dat ik kan ontsnappen na die controle (en hopelijk alleen die controle, dus geen enge behandelingen). Dat is het allerheerlijkste moment ever: weglopen uit de praktijk en weten dat ik er weer voor zes lange maanden vanaf ben. De ultieme vrijheid, de vederlichte schouders, het vooruitzicht van vele suiker die ik mezelf die dag ga toestaan – ik zou er bijna vaker voor naar de tandarts gaan. Bijna dan.

Lees ook: 18 Tweets die perfect uitleggen hoe het voelt om angstig te zijn

Gerelateerde artikelen

Back to top button