Renske had een rare moedervlek. En toen bleek het huidkanker…

Er is een tijd vóór, en een tijd ná dat bezoek aan de dokter. Er is een tijd vóór en een tijd ná het woord kanker. Renske vertelt over alles wat er op je af komt als je hoort dat die ene rare moedervlek inderdaad huidkanker is.
Ik stond onder de douche, hoogzwanger van baby B., en vroeg me af of mijn to do list helemaal was afgewerkt. Was alles in kannen en kruiken? Had ik misschien tóch nog een leuk geboortepakje in maat 50 nodig? Of een extra schapenvacht voor op de schommelstoel? Ik had er immers pas drie HAHA. Tot ik opeens werd afgeleid door een moedervlek op mijn bovenarm, met een gekke, zwarte en donkere plek in het midden. Wat was dat nou voor een raar ding? Misschien zag ik het verkeerd? Misschien was het de lichtinval? Ja, dat moest het zijn. Het was gewoon een rare lichtinval. Als ik ‘m straks bij het raam zou houden, dan was er vast niks meer te zien. Maar wat ik ook deed, hoe ik mijn arm die middag ook bij het raam hield: in die altijd zo lichtbruine moedervlek zat opeens een zwarte, onregelmatige plek.
En toen deed ik iets opmerkelijks. Ik nam een besluit waarvan ik – hypochonder als ik ben – eigenlijk nooit had gedacht dat ik er toe in staat zou zijn. Want ik besloot: het zal niks zijn. Het mág niks zijn. Ik bedoel, ik kon ieder moment bevallen, dus het mocht gewoon niks zijn. Klaar. Het had vast iets met de zwangerschap te maken. Iets met groeihormonen en meer pigment enzo. Bovendien, wat als het wél iets ernstigs was? Het idee alleen al joeg me zoveel angst aan dat ik de gedachte aan de moedervlek wegstopte. Ik moest éérst maar eens gaan bevallen. Eérst die baby in mijn armen hebben. Eérst alles op de rit krijgen. En daarna? Daarna zou ik wel verder zien. En misschien was de vlek tegen die tijd ook wel weg.
Maar baby B. werd geboren, de eerste drie (loodzware) maanden gingen voorbij, de eerste tandjes kwamen door, de eerste woordjes werden geoefend. Maar de vlek? Die ging niet weg. En zo kwam het dat ik vijf weken geleden toch maar naar de huisarts ging. Die me op een manier aankeek waarvan ik eigenlijk al wist: het is niet goed. Ik moest meteen naar de dermatoloog, die de moedervlek er subiet uithaalde, het ding op kweek zette en me na een week het nieuws vertelde.
Melanoom. Huidkanker.
En het was net als in de film. Opeens was de grond onder mijn voeten weg, kwamen de muren op me af en wist ik dat het leven nooit meer hetzelfde zou zijn. Ik voelde de onschuld van me afglijden. De onschuld van mijn léven afglijden. En na die eerste schrik sloeg de paniek toe: mijn kinderen. Ik kon ik aan niets anders meer denken dan mijn kinderen. Mijn lieve lieve kinderen. Met hun knuffelige hoofdjes en dottige haartjes. Hun lieve buikjes en hun schattige stemmetjes. Hun korte pootjes en hun knuffel- en valpartijen. Ik dacht aan hoe ik ze op de wereld had gezet, in de gedachte dat ik ze in ieder geval door de eerste achttien jaar van hun leven heen zou loodsen. Was dat naïef geweest? Was dat een farce? Was dat teveel gevraagd? Het is ongelofelijk hoe je leven op zo’n moment helemaal wordt teruggebracht naar één gedachte: ik heb kinderen. Ik moet bij mijn kinderen blijven. Ze zijn nog te jong.
Maar gelukkig was er vrijwel meteen ook goed nieuws. De melanoom bleek klein. Superklein. Met echt een minimale kans op uitzaaiing. Toegegeven: de kans dat het (via het bloed) uitzaait ís er wel, en dat is een afschuwelijk gevoel, maar de kans is en blijft klein. En daar houd ik me aan vast. Daar moet ik me aan vast houden. Alle rampverhalen (google maar eens) ten spijt.
En weet je wat? Het is waar, wat ze zeggen. Ik tel mijn zegeningen als nooit tevoren. Ik zie zó helder wat voor een geweldig waardevol en mooi geschenk mijn kinderen zijn. En dat klinkt misschien veel te zoet, maar weet je wat: dat IS het ook. Het ís zoet, en het ís emotioneel, en het ís mooi. Het zijn MIJN kinderen en ik vind ze de mooiste en het meest geweldige van de hele wereld. En weet je wat ook heel bijzonder is? Vlak voordat ik het nieuws over het melanoom hoorde, verloor ik behoorlijk vaak mijn geduld. Ik was te snel boos, te snel geërgerd, te vaak gehaast. Ik hoorde mezelf te vaak schreeuwen en te vaak denken: wat een hel. Maar eigenlijk vanaf het moment dat ik daar bij de dermatoloog zat, is er iets veranderd. Ik heb er iets heel bijzonders bij gekregen. Geduld. Echt tonnen meer geduld. Ik zie mijn kinderen opeens zó voor wat ze zijn. Het zijn kínderen. Mijn mooie, mooie kinderen. En die verdienen al het geduld van de hele wereld, ook al maken ze het zichzelf en mij soms nog zo lastig. Alle struggles, alle vragen, alle tranen, alle onmacht: het is allemaal mooi en het is allemaal goed en het is allemaal goud.
Ik ben oneindig dankbaar voor iedere minuut dat ik bij mijn kinderen mag zijn.
Lees ook: Leef! (waarom je ALLES in het leven moet vieren)
(En wil je meer weten over het melanoom? Kijk dan eens op de website van Stichting Melanoom)