Dingen die je niet moet zeggen tegen iemand met een burn-out

Nog maar kort geleden is er vastgesteld dat Esther een burn-out heeft. En dat vindt ze nogal wat. De buitenwereld trouwens ook. Want over een burn-out heeft iedereen een mening. 
Ik had nooit gedacht dat ik er één zou krijgen. Ik? Sterke, perfectionistische, positieve, niet zeurende, altijd voor de ander klaar staande, hard werkende, zorgende, oplossingsgerichte, gek op avonturen, creatieve, immer vrolijke vijftiger. Ik had al heel wat meegemaakt maar een burn-out? Ik niet. Niets voor mij. En daar ging het dus mis. Alle bovengenoemde ingrediënten zijn best hele fijne eigenschappen die je tot een leuk mens kunnen maken. Maar samen vormen ze ook een vrij gevaarlijke cocktail. Voeg daar nog verschillende verhuizingen, een opleiding, een minder prettige werkomgeving, een gehandicapte zoon en advocaten sores aan toe en je hebt een cocktail die je om kan blazen. Want hoe hard je je ook verzet tegen een burn-out, hoe harder hij terugslaat. Dus verzetten heeft geen zin. Maar dat is toch je eerste reactie. Dat was de mijne wel. Een burn-out overkomt je dus. En dan begint het pas.  Zo’n burn-out is hard werken en die had ik, dom misschien, niet zo aan zien komen. Mijn coming out vond ik lastig. Nog steeds weet nog niet iedereen het. En dat is ook goed. De kleine kring mensen die er toe doen weten het en de rest komt er vanzelf wel achter. Of niet. En ik kwam ook ergens achter. Dat er een grote onwetendheid is over burn-out, dat het een kreet is die je blijkbaar weg zet als oververmoeid en aansteller en dat er heel wat (voor)oordelen over bestaan. Het is geen diagnose en iedereen heeft er wel enige “Libelle-wijsheid” en een mening over.  Daarom dus: mijn kleine top vijf van wat je niet moet zeggen tegen iemand die net als ik net onderuit is gegaan.

1. Oh ja, ik ben ook zó moe!
Als je eindelijk de moed bij elkaar hebt geraapt om het te zeggen wil je dit niet horen. Moe? Ik ben niet moe. Ik ben kapot, gesloopt en dwars door midden. Ik draai de wasmachine niet één keer maar zet diezelfde was wel drie keer opnieuw aan omdat opnieuw aanzetten minder vermoeiend is dan uitruimen, ophangen en drogen. Ik ben té moe om in de supermarkt een keuze te kunnen maken omdat ik te  moe ben om na te denken. “Wat zullen we eten vandaag?!” , verzucht ik dagelijks. Mijn pubers worden gék van die vraag. Ik ben zó moe  van dat vele denken. Iedere vezel in mijn lijf lijkt op scherp te staan. Mijn ogen, mijn oren, mijn zintuigen draaien op scherp. Als ik ’s-morgens mijn dekbed opschudt, na een nacht slecht slapen is mijn enige gedacht die me op de been houdt dat ik ’s-avonds weer onder dat zelfde dekbedje kan kruipen. Hoezo ben jij ook zo moe?

2. Je bent dus thuis? Lekker vrij? Heerlijk om zo een tijdje uit te kunnen rusten!
Ziekmelden? Dat woord bestond niet in mijn woordenboek. Ik heb altijd, mijn leven lang hard gewerkt en mijn plichtsbesef kende geen grenzen. Mijn lijf wel. En dus zat ik ineens thuis. Ik met al mijn goede bedoelingen. Maar lekker vrij? De eerste weken draaide mijn hoofd overuren. Was mijn vermoeide lijf gevuld met adrenaline door de stress en perste ik ook dat laatste grammetjes energie er nog even uit. En daarna zat ik op de bank. Lekker vrij?
De druk op die bank was bijna nog groter dan de druk op het werk. Een enorm gevoel van falen en schuldgevoel  zaten links en rechts naast me op de bank. Ik gunde mijzelf geen rust.  Mijn hoofd gonsde en met al de gedachtes die er rond dwarrelden maakte mijn hoofd overuren. Suizende oren, piepende hersenen en een kop thee. Zo zat ik uitgeblust op de bank. Lekker uit te rusten… Doodvermoeiend!

3. Ga de buitenlucht in, hardlopen , wandelen ….Daar krijg je zó weer energie van!
Daar zat ik dan op die bank. Starend naar de blauwe lucht en ik kon de moed niet opbrengen om naar buiten te gaan. De winkel op de hoek was nog te ver. Waarom zou ik in hemelsnaam de bossen in gaan? Mijn schoenen aantrekken vond ik al te veel moeite. En dus op die bank. In constante twijfel. Ik kon niet genieten van Netflix omdat ‘men’ zei dat ik naar buiten moest. En omdat ik niet naar buiten ging voelde ik me schuldig.  Ook Netflix werd daardoor een stuk minder leuk. Als ik de auto nam naar een vriendin vlakbij vroeg ze met opgetrokken wenkbrauwen “Ben je met de auto?!” en hup, daar voelde ik me alweer schuldig. En geloof me, ik hou van buiten zijn. Ik heb een paar favoriete plekjes waar ik écht heel gelukkig word. Ik ruik dan de zilte zee en voel de wind door mijn haren. Ik maak er mijn hoofd leeg en geniet. Maar dat heeft lang geduurd. Voordat ik daar weer liep. De stilte van die plekken verbaasde me nog het meest. Waar waren al die mensen met een burn out die zo nodig naar buiten moesten? Als ik er was vond ik het altijd verdacht stil. En soms zelfs eenzaam. De hele wereld draaide ‘gewoon’ door. Behalve ik. En hardlopen? Echt? Ik heb nooit van hardlopen gehouden! En nu, met een uitgeput lijf en een restje adrenaline zou dat goed voor me moeten zijn? Dacht het niet!

4. Laat het los!
Laat het los? Wat dan? Mijn werk? Mijn kinderen? Mijn verantwoordelijkheden? Mijn huishouden? De boodschappen?  Wat? Mijn gedachten? Mijn ideeën? Niemand kon me dat vertellen maar dat loslaten héél goed zou zijn voor mij daar was iedereen van overtuigd. Ik had de puf nooit om door te vragen en niemand vertelde ook meer. Niemand legde uit wat dat magische loslaten nou eigenlijk was. Niemand vertelde hoe ik dat moest doen en waarmee en wanneer en met wie. Ik weet het nog steeds niet.

5. Het zullen de hormonen wel zijn …
Tsja, daar kan ik helemaal niet mee. Alsof een burn out leeftijd gerelateerd is? Alsof het nu erger is omdat ik een vrolijke vijftiger ben. Ik heb niet zo’n last van die hormonen en dat schijnt al bijzonder te zijn. En stel.
Stel, het zijn al die hormonen die je nog meer op zijn kop zetten. Dan nog is hét er. Dan nog zit je met die burn out en dan nog heeft niemand een oplossing.

Lees ook:Deze dingen kan je beter NIET zeggen tegen iemand met kanker

Gerelateerde artikelen

Back to top button