Een ontslag verwerken, deel 2: “Ben ik echt zo’n vreselijk mens?”

Barbara werd ontslagen. Het jaar dat erop volgde werd een hel. Ze kon niet meer terug naar haar oude beroep. Al haar ervaring en talenten voelden waardeloos. Dit is deel 2 van een serie: Barbara zoekt uit of het echt haar persoonlijkheid was waardoor ze moest vertrekken.

Lees ook deel #1:Een pijnlijk ontslag, deel 1: “Je hebt een kort lontje en iedereen vindt dat.”

Op een doodgewone donderdag zit ik om kwart over elf  ’s morgens in de trein terug naar huis. Ik ben net ontslagen. Nou ja, mijn jaarcontract is niet verlengd, maar dat voelt voor mij als hetzelfde. De reden dat ik weg moet is een klap in mijn gezicht: ik zou een ‘kort lontje’ hebben en bovendien zou ‘iedereen’ dat vinden, aldus mijn bazin.
Bij dit bedrijf wegmoeten vind ik niet eens zo’n probleem, maar dat ik word neergezet als een opvliegende collega, dat hakt er wel in. Met lood in mijn schoenen verlaat ik haar glazen kantoor. Ik loop de kantoortuin in, mijn collega’s kijken me allemaal strak aan. Wat weten ze? Achter mij vlucht mijn bazin haar beeldscherm in. Ik knik naar mijn team en zeg: “We gaan nu koffie drinken, beneden.” Normaal duurt het verdomde lang om iedereen in beweging te krijgen, maar nu is er niemand die nog even iets wil afmaken, Als één man staan ze op en lopen achter me aan de gang op, de lift in. Als de deuren dichtrollen, zeg ik zachtjes: “Ik ben ontslagen.”

Niet met iedereen hier kon ik het op natuurlijke wijze goed vinden, maar ik dacht echt dat we een goede modus hadden gevonden. Dat we elkaar inmiddels respecteerden. Maar volgens mijn bazin vinden ze me dus onwerkbaar.
Een kort lontje. Iedereen zegt het.
“Wat?!” zegt Femke, de redacteur met de grootste stem in deze groep. “Waarom?”
Ik durf nog niet het hele verhaal te vertellen dus ik begin met: “Omdat ik niet bij het blad pas. Ik ben te wild.”
“Ja, haha,” lacht Femke. “Dat is natuurlijk wel zo.”
De lift stopt. We lopen naar de koffiebar, maar besluiten onderweg aan de eerste tafel die we zien neer te strijken. Ik slik even en zeg: “Er is nog een reden dat ik weg moet.” Ik ben kalm. Ik moet dit kunnen zeggen, maar ik heb geen idee hoe ze gaan reageren. Zit ik nu tegenover ‘iedereen’? Of waren er toch uitzonderingen? En gaan ze me de waarheid wel durven vertellen?
“Ik wil jullie iets vragen,” zeg ik. “En ik wil dat jullie eerlijk zijn.”
Ik kijk ze nog een keer goed aan, mijn collega’s, mijn team. Ik zie de ogen van Alida, die alleen maar warmte uitstralen. Ik kan haast niet geloven dat zij over mijn slechte gedrag geklaagd zou hebben.
“Ik moet ook weg vanwege mijn korte lontje,” zeg ik. “En volgens haar,” ik wijs naar boven, “heeft iedereen daar last van.”
De gezichten betrekken meteen. “Wat?!?!” zegt Femke. “Waar sláát dat op?” Iedereen valt haar bij, maar ik neem hier geen genoegen mee. Nu moet ik doorzetten. “Jongens, ik moet hiervan leren. Als het echt zo is, zeg het me. Heb ik een kort lontje? Ben ik moeilijk om mee te werken?”
Weer neemt Femke de leiding. “Nee,” zegt ze stellig. “Ik snap wel dat je ontslagen bent. Je past niet bij de cultuur hier. Alles moet hier strak, en jij houdt daar gewoon niet van. Je kan het niet.”
Daar kan ik mee leven, denk ik.
“Maar kort lontje?” besluit Femke. “Nee, dat herken ik niet.”
We halen koffie en lachen en zuchten en wennen samen aan de nieuwe situatie. Ik ben er niet helemaal gerust op. Iemand moet dit toch hebben bevestigd of zelfs hebben aangekaart. Misschien zit ik bij de verkeerde bron, denk ik. Ik ben hun baas. Dan is het moeilijk om eerlijk te zijn. Ik besluit dus ook een indringend gesprek te voeren met mensen die op hetzelfde niveau opereren: de leidinggevenden uit ons management team.

Als we een beetje van de schrik bekomen zijn, gooien we onze kartonnen bekertjes weg en stappen de lift weer in. Dat kantoorleven, denk ik, ik ben blij als ik dat weer voor even achter me kan laten. Ik loop naar mijn bureau, waar mijn directe collega die ook leiding geeft me opvangt. Ze zegt: “Ik heb het gehoord. Wat is er aan de hand?” Ik vraag haar nog iemand uit het team te halen en me weer beneden te ontmoeten, bij het koffietentje.
Dan kijk ik om me heen. Uit mijn ooghoeken zie ik mijn bazin nog steeds in haar glazen kantoortje zitten. Ik wil hier nooit meer terugkomen, besluit ik. Ik pak een plastic tas, doe er een boek in, een muispad met een foto van de kinderen en een klein beeldje dat twee jaar lang onder mijn beeldscherm stond. De rest gooi ik allemaal in de container op de gang. In drie minuten is mijn bureau leeg. Ik sluit mijn computer af, zwaai naar mijn team en loop de lift in.
Na lang dralen en vragen heb ik met de collega uit het management team weer hetzelfde gesprek: nee, ze hebben echt, echt, echt, niet gezegd dat ik een kort lontje heb.  “Je bent soms wel pittig,” zegt Marleen nog eerlijk. “maar kan je me één iemand uit het team aanwijzen die dat niet is?”
Ik bedank ze beiden en omhels ze. Ik loop voor de laatste keer door de achteruitgang – ‘de kont van het gebouw’ noemde ik die steeds – naar buiten. Ik kom hier nooit meer terug, denk ik. Er valt een last van mijn schouder, en tegelijkertijd voel ik een schok: wat ga ik nu in hemelsnaam doen?

Twee weken later ben ik voor het eerst en nu echt voor het laatst weer in het kantoor. Deze keer voor een ‘exitgesprek’ met de grote bazin. Ook aan haar vraag ik weer wat het is met dat korte lontje. Ze kijkt me geschrokken aan. “Is dat wat je te horen kreeg?”
Ik krijg tranen in mijn ogen. “Ja,” zeg ik.
Nu krijgt zij ook tranen in haar ogen. “Het spijt me,” zegt ze. “Ik had het zelf moeten doen, dat gesprek. Maar ik wil je één ding meegeven: het is pertinent onwaar. Dat had niets te maken met de reden van je ontslag.” Eindelijk kan ik dat verhaal definitief achter me laten.

Ik moet mezelf opnieuw gaan uitvinden. Ik werk in een sector waar het heel slecht gaat – tijdschriften. Iedereen wordt ontslagen, ook zonder kort lontje – het ene massaontslag na het andere heb ik voorbij zien komen. En banen krijgen we niet meer. Ik heb collega’s gezien die zich laten omscholen tot lerares basisschool. Tot coach. Ik zie ze ook freelancen voor belachelijk lage bedragen. Maar niemand die dit pand verliet, heb ik makkelijk op zijn pootjes terecht zien komen.
En nu ga ik, een ongewisse toekomst in.

Lees ook: Een pijnlijk ontslag, deel 1: “Je hebt een kort lontje en iedereen vindt dat.”

Lees ook: Opkrabbelen na ontslag, deel 3: “Nu weet ik het, ik ben niet geschikt.”

Lees ook: Overeind komen na ontslag, deel 4: “Mijn man zei: en nu ga je verdomme iets doen!”

Lees ook: Voor jezelf beginnen na ontslag, deel 5: een mentale krachttoer van jewelste

Lees ook: Gelukkiger dan ooit na ontslag deel 6: het wordt nu een écht bedrijf!

 

Gerelateerde artikelen

Back to top button