Met je blote poten in de aarde: het geluk van een (moes)tuin

Liesbeth is een moestuin begonnen. Het zijn nu nog maar een paar pierige sprietjes en een ontluikende, ja, wat is het eigenlijk? Maar gelúkkig dat ze me wordt van al dat blote-poten-in-de-aarde-gedoe..

Het zal wel komen omdat ik een stadskind ben. Ik groeide op in Rotterdam-West in een weliswaar groot huis, maar met juist daardoor misschien wel een opvallend kleine tuin. Nouja: ‘tuin’. Het was eerder een soort duister hol. Compleet ommuurd en betegeld, waar onze fietsen stonden en onze buurman zijn motor mocht stallen. Op de dag dat mijn vader er een oude wasmachine neerzette wist ik dan ook dat ik het hier tuin-technisch verder niet bepaald ging redden, zal ik maar zeggen.
Terwijl ik toen al fantaseerde over liederlijke, romantische bloementuinen, waar ik met een strooien hoed en tuinhandschoenen  doorheen zou vlinderen, hier en daar eens een bij begroetend, of een wilde aardbeienstruik. Maar een grijs betonnen stenenspektakel was mijn deel. En dat is daarna niet bepaald beter geworden. Want eenmaal volwassen heb ik altijd in huizen met balkons geleefd. Waarop ik overigens wel van alles zaaide en in potten probeerde te laten groeien: dahlia’s, geraniums, zonnebloemen, aardbeienplanten, bamboe en vooral bruidssluier, want ik ben verzot op klimop. Maar er was altijd te weinig zon, of te veel zon, of ineens een lange vakantie tussendoor en een buurman zonder groene vingers die het dan wel even overnam waarna ik bij thuiskomst eigenlijk alles meteen kon weggooien. Terwijl ik er ook toen allang diep van droomde om met een vlinderhoed op mijn eerst radijs te oogsten. Of om mee te doen aan een keiharde courgettencompetitie. Maarja. Tussen droom en daad stond dus een balkon in de weg. En tegels. En fietsen.

In die tuinsituatie is nu eindelijk verandering gekomen, en ik kan je niet vertellen hoe gelukkig dat me maakt. Ten eerste omdat ik tegenwoordig in een huis woon met een tuin. Een echte dus, met een grasveld en een schuur en een heg en alles. Maar vooral vanwege Piet: mijn gepensioneerde buurman die een tuin heeft als de Hof van Eden. Nee maar echt. Deze beste man snoeit, zaait en oogst als ware hij de Tuin-Gandhi van onze straat. In zijn tuin nooit een escalerende conifeer of vliegende mieren. Laat staan een wasmachine. Wel hebben we daar een blauwe regen om van in tranen bij uit te barsten, overal frisgroene en vaak bloeiende klimop, vrolijke hortensia’s, klaprozen, een vleugje bamboe en een druivengebeuren dat zijn Gamma-schuur serieus de authentieke, Provencaalse uitstraling geeft die het verdient. En dat dus het Hele Jaar Door, want Piet weet ook alles van wintervast zaaien. Daarbij heeft hij een ongewoon scherp oog voor tuinarchitectuur, en ik maak hier geen grap. Een paar dagen geleden sprak ik hem. In onze voortuin. Piet stond net even kalmpjes zijn stokrozen bij te knippen, waarna ik hem een compliment maakte voor zijn tuin. Nu is Piet niet echt een groot prater, en ik ben niet zo heel erg goed in chit-chat. Dus verder dan ‘mooie Monnikskap’ en ‘zo, die vlambloem daar gaat goed zeg’, kwamen we niet. Maar ineens wist ik het: met zo’n buurman naast me kan ik natuurlijk eindelijk mijn droom verwezenlijken. Dus toog ik subiet naar het tuincentrum. Waarna ik terugkwam met een moestuinbak op poten (in verband met de buurtkatten), aarde, EN VOORAL zakjes tomaten-, paprika-, courgette-, rode peper,- en rucolazaadjes. Bovendien propte ik de auto ook nog vol met een paar lavendels, een druif, wat salvia’s, vier geraniums en een hangplant waarvan ik niet weet hoe die heet maar die zulke idioot overdreven rode bloemen had dat ik meteen wist: wij worden vrienden. Ergens wist ik dit keer echt dat het me ging lukken: die tuin, die strohoed, dat geluk. Ik wist het gewoon. Want anders kon ik het altijd nog aan Piet vragen.

Natuurlijk ben ik er daarmee tuintechnisch nog lang niet. Ik heb mijn moestuin en mijn druiven/hysterische rode bloemen-begin, maar nu ik eenmaal aan mijn droom ben begonnen ben ik meteen ook zo ongeduldig als de pest geworden. Dus verlang ik inmiddels diep naar een ‘tuinplan’ (jaja, dat bestaat mensen). En dat is niet zo gek want WAT BLIJKT: (moes)tuinen is gewoon een aangetoonde bron van geluk. Verzin ik niet zelf hoor, en dat wist half-tuinierend Nederland allang denk ik. Maar toch viel mijn oog van de week op dit berichtje, waarna ik dacht: en zo is het. Dus kom maar door met die  pergola, die rozenstruiken en die zonnebloemen in september. Wat zeg ik: ik zie al een vijver voor me, en een loungehoek. Wie met z’n blote poten in de aarde wroet, weet gewoon iets dat anderen niet weten. En dat gaat over geluk. Over zaaien en oogsten. Over het ritme van de natuur en, wat zeg ik, gewoon het hele sodemieterse leven erbij. Wie weet hoe je een stokroos goed knipt, weet waar het leven om draait, kortom.

Mijn eigen moestuin is voorlopig nog work in progress, maar ik kijk elke dag naar mijn aarde op poten. En dan wroet en prik ik een beetje, gieter hier en daar wat op mijn lavendel of zeg eens wat liefs tegen mijn geraniums. En dan droom ik intussen van vlinders, dahlia’s en de dag waarop ik aan het koken ben en schijnbaar nonchalant  maar OH ZO BOHEMIEN ‘even de tuin inloop hoor jongens’. Om dan een zelfgekweekte rode peper te pakken, of een beetje rucola. Het eerste plantje dat straks bovenkomt krijgt dan ook meteen een naam. Ik kan niet wachten. Ik zal ‘m kussen en bedanken. Ik denk dat ik ‘m Piet noem. En daarna gooi ik ‘m in de pan. Maar laat mijn buurman dat maar niet horen.

LEES OOK: Waarom de moestuintjes van de AH goed voor je zijn

Gerelateerde artikelen

Back to top button