Column: wanneer je houdt van een vrouw met een bipolaire stoornis…

Liz Furl heeft bipolaire stoornis type 2, en haar man rijdt elke dag opnieuw mee op die golven. Over de soms emotionele pieken en dalen die daarbij horen, schreef ze deze mooie column:

“Dit verhaal gaat niet om verliefdheid. Iedereen die dit is overkomen weet dat dat gebeurt zonder na te denken, dat plotselinge besef; bam, ik ben verliefd. Dit verhaal gaat om het handhaven van de liefde, het echt samen in de liefde verblijven, dat telt.
Hoe langer je met een ander bent, des te groter het gemak waarmee het liefdevolle vervangen wordt door routine. Het wordt normaal om monogaam te zijn, te gaan samenwonen, trouwen, kinderen te krijgen. Maar dat wordt een andere zaak wanneer je van iemand houdt met een bipolaire stoornis. Want soms moet mijn man mij leiden, om me te helpen de weg weer naar mezelf te vinden.

Ik heb de diagnose bipolaire stoornis type 2. En ik ben zeer geliefd, door een geweldige man die elk symptoom daarvan weet, en me steeds weer helpt om de storm in mijn hersenen te laten liggen. Maar, net als ik, is hij verre van perfect. En moet ik hém helpen om de weg weer naar mezelf te vinden.

Dan leg ik hem uit dat in slaap vallen om acht uur ’s avonds en om vier uur ’s nachts wakker worden onderdeel van het proces is. Dat mijn hersenen ‘aan’ en ‘uit’ kunnen gaan op de vreemdste momenten. Dat ik soms koffie moet drinken aan het einde van de dag in plaats van wijn. En dat ik soms om vijf uur s’ochtends weer in bed kruip, en dan graag wil dat hij me vasthoudt, in plaats van me mijn onrust te verwijten.

Ik leg hem uit dat mijn manies soms een prachtig middel zijn om mijn to-do-list in één keer af te werken, maar dat ze op andere momenten veroorzaken dat ik ga schrijven, films kijk, teveel rook terwijl mijn handen trillen en mijn adem hoog in mijn borst zit. Dat dat pas na een uur zal overgaan omdat mijn lichaam alle hectiek niet kan bijhouden. En dat als dat op mijn werk gebeurt, ik het soms nodig heb dat iemand me er met rustige woorden aan herinnerd dat mijn lichaam weer zal kalmeren.

Ik leg hem uit dat ik soms in een monster verander. Wat mij betreft zo zelden als kan, maar dat dat soms gebeurt. En dat ik me daarna het liefst zou verstoppen, geschokt door de woorden die uit mijn mond kwamen. En dat ik begrijp dat ik hem pijn heb gedaan, al deed ik dat nooit met opzet. Soms stuurt mijn ziekte me, en soms heb ik er zelf controle over, maar dat ik doe altijd mijn best om de score in mijn eigen voordeel te houden.

Ik leg hem de momenten uit waarop ik niet kan stoppen met op mijn nagels bijten, of de huid erom heen. De momenten in bed waarop ik plotseling door een valluik val, de stilte in. De momenten waarop ik mijn leven als een film voorbij zie gaan, en ik zie dat ik niet langer de persoon ben die ik ooit was. Ik leg hem uit het onverwachte te verwachten, altijd waakzaam te zijn en mededogen met me te hebben.

Ik leg hem uit dat ‘normale’ tijden een geschenk zijn. En dat begrijpt hij. Net zoals hij het tijdens het etentje op onze trouwdag begreep dat ik een paniekaanval kreeg, en mijn plotselinge behoefte om naar huis te lopen. Net zoals hij begrijpt dat ik me soms als in een flits ellendig kan voelen, of traag. Natuurlijk begrijpt hij niet alles. Maar hij weet ook dat er geen complete handleiding bestaat voor wat ik heb.

Die handleiding zal altijd onvolledig zijn, en hij weet dat. Net als iedereen die een relatie heeft met iemand met een bipolaire stoornis. Op sommige dagen zullen wij, de zieken, normaal zijn. Op andere dagen zullen we in bed liggen. Op sommige dagen zullen we onszelf schaden, of de hele nacht opblijven. Of helemaal de controle verliezen en echt gek worden.

Het overlevingsmechanisme voor ons allemaal, de zieken én de partners, is elke dag en voor iedereen weer anders. Maar wat we allemaal delen is geduld, aanvaarding en hoop op een betere toekomst, als die ooit komt. Wat je verder ook doet voor deze bijzondere liefde, deze dingen zijn er altijd.
En vooral liefde. Heel veel liefde.”

De originele column vind je hier.

Lees ook: Eerlijke column: Sinds wanneer is ‘gevoelig’ een vies woord?

Gerelateerde artikelen

Back to top button