Waarom we zo gevoelig zijn voor foodhypes

Jannekes Facebookpagina stroomde afgelopen week vol met discussies over de nieuwste foodhype. Waarna ze zich afvroeg: waarom volgen we toch zo makkelijk de overtuigingen van anderen, in plaats van te luisteren naar ons eigen gevoel?

Lees ook: 17 emotionele foto’s die je hart doen smelten

Ik hoef hier vast niet uit te leggen dat er de afgelopen week een social media discussie gaande was naar aanleiding van het interview met twee diëtisten in een zekere krant, die op hun blog ruim 200.000 volgers aanraden voornamelijk veganistisch te eten en elke ochtend te beginnen met 20 minuten lang kokosolie gorgelen. Want als je wel eens een krant leest, of op Facebook kijkt, of wat tijd op Twitter doorbrengt, nou, dan kan dat je niet ontgaan zijn, en anders lag je waarschijnlijk onder een steen – ook niet erg, dan kun je hier het artikel teruglezen. Ik ben geen voedingsexpert, dus ik ga hier vertellen waarom dat gorgelen of dat veganistisch eten al dan niet gezond is, maar de discussie hield me wel bezig en dan met name de volgende kwestie: waarom zijn we momenteel zo gevoelig voor dit soort foodhypes? Ik heb daar een theorette over die ik graag even met je deel.

In de eerste plaats: we zijn jarenlang om de tuin geleid door supermarktketens, reclames en voedingsmiddelenfabrikanten bedrijven die ons allerlei producten probeerden aan te smeren die ‘light’, ‘verantwoord’, ‘zonder vet’ of ‘suikervrij’ waren – en nee, die aanhalingstekens staan er niet voor niks, want hoewel we al hun producten braaf aten, gingen we ons er niet beter door voelen en afvallen deden we ook al niet. Veel van deze producten liggen trouwens nog steeds in de winkel, maar de consument van vandaag is niet meer zo makkelijk om de tuin te leiden, want je hebt tegenwoordig social media en blogs die dappere tegengeluiden laten horen over wat volgens hen wél gezond is. Dat vind ik op zich een prima ontwikkeling, alleen wat jammer is: veel mensen volgen hun adviezen net zo blind op als voorheen de claims van voedingsmiddelenfabrikanten.

Zou het soms iets met het ontbreken van religie te maken hebben? Vrijwel niemand belijdt meer actief een geloof en dat geeft ruimte voor een andere spirituele invulling van ons bestaan: die van de mogelijkheid van het eeuwige leven. Niemand leeft natuurlijk eeuwig (dat weten we heus wel), maar het is toch fijn dat er in elk geval de illusie bestaat dat het kan: wie gezond eet, blijft eeuwig jong, en wie eeuwig jong is, gaat niet dood. In die zin is het interessant dat de foodbloggende diëtisten (en de meeste van hun volgers) in de twintig zijn, want wie denkt er nou niet het eeuwige leven, of in elk geval de eeuwige jeugd, te hebben als-ie in de twintig is? Eeuwig jong blijven wordt pas een uitdaging als je, zeg, de 35 bent gepasseerd, je je eerste rare kwaaltjes of blessures krijgt, er iemand van je eigen leeftijd doodgaat, of er dagelijks een paar kinderen aan je rokken hangen waardoor je helemaal geen tijd meer hebt om ’s morgens twintig minuten te gaan staan gorgelen.

Maar goed, ik dwaal af. Waar het volgens mij misgaat, is dat we niet meer goed naar ons eigen lichaam durven te luisteren. Dat lichaam dat we zo vol hebben gestopt met ‘gezonde’ producten, kant-en-klaarmaaltijden, suikers en suikervervangers, fast food en slow food, dat het zelf ook niet meer zo goed weet wat het wil. Ons lichaam is de kluts kwijt en wij daarom ook, en dus zoeken we onze heil bij foodbloggende diëtisten of fit girls die beweren (of denken) de waarheid in pacht te hebben. Terwijl dat natuurlijk niet zo is. Ja, ze hebben hun éigen waarheid in pacht. Ik geloof best dat ze zielsgelukkig worden van dat gorgelen en dat veganistische dieet of van honderd sit-ups doen per dag, omdat het voor hen blijkbaar werkt. Maar, nu komt de clou van dit verhaal: volgens mij is iedereen anders. En werkt elk lichaam anders.

De ayurveda, die eeuwenoude Indiase geneeskunst en leefwijze, is dat met me eens. Volgens die leer bestaan er drie soorten ‘dosha’s’, en in elk mens overheersen één of twee van deze dosha’s en samen bepalen die je lichaamstype en het soort voeding dat daarbij past om in balans te blijven. Raakt een van de dosha’s verstoord, dan kun je ziek worden. Je kunt eenvoudige tests doen om te ontdekken welk type je bent, of een ayurvedisch arts kan – dit klinkt een beetje zweverig – aan je pols voelen welk type je bent. Dat laatste heb ik eens laten doen omdat ik een artikel schreef over het onderwerp en uit deze polsdiagnostiek kwam dezelfde uitslag als uit de tests die ik deed, namelijk dat ik een vata-pitta-type ben. Een wat? Nou ja, iemand die bijvoorbeeld niet zoveel appels nodig heeft. ‘Appels zijn niet zo goed voor jou’, zei de ayurvedisch arts beslist. Kwam dat even goed uit, ik háát appels. Een warme chocolademelk, dat bracht mijn dosha’s snel in balans, volgens de arts. Het toeval wil dat ik het liefst élke dag warme chocolademelk drink, zelfs in de zomer. Ik zal jullie verder niet vermoeien met een gedetailleerde uitleg van alle dosha’s en hoe ze in balans blijven, want ik wil hier niet een soort nieuwe foodhype creëren. Ik wil alleen maar aangeven dat je lichaam zelf volgens mij prima weet wat het nodig heeft. En dat het helpt als je daarnaar luistert. Dat kan volgens mij per periode wisselen en je kunt best een tijd een bepaalde voedselovertuiging volgen en vervolgens van mening veranderen. Zo drink ik (op die warme choco na) niet zoveel zuivel, maar toen ik mijn tweeling borstvoeding gaf, dronk ik sloten melk en yoghurtdrink en at ik ook nog eens heel veel ijs. Ik eet bijna geen vlees, maar als ik me niet zo lekker voel, maak ik soep met balletjes.

Of dat alles gezond is, weet ik niet. Grote kans dat ik ook een klein beetje de kluts kwijt ben geraakt in foodland. Soms wil ik biologische havermoutpap, soms wil ik een Magnum. Stiekem ben ik ook best benieuwd hoe ik me zou voelen als ik elke ochtend zou gorgelen met kokosolie (een gebruik dat trouwens afkomstig is uit de ayurveda), want ook ik ben een klein beetje gevoelig voor foodhypes. Maar ik denk niet dat ik de kluts terugvind door van eten een soort rigide religie te maken. Bovendien heb ik er geen zin in, ik heb wel wat beters te doen met mijn tijd. Hoe ik dan wel mijn lijf en geest weer op één lijn kan krijgen? Door zo min mogelijk troep te eten, denk ik. En dan bedoel ik niet vlees, zuivel of eieren (waar de foodbloggende diëtisten zo verre van blijven), maar bepaalde E-nummers, smaakversterkers, kunstmatige additieven, alles met meer dan vijf ingrediënten of ingrediënten die je niet kunt uitspreken. Dingen waar je lichaam niet per se behoefte aan heeft en die er vooral voor zorgen dat je er méér van wilt in plaats van dat je verzadigd raakt. Maar waarschijnlijk is het volgende streven nog belangrijker: dat ik me afvraag waaróm ik iets eet. Eet ik het omdat ik er trek in heb, of om mezelf te troosten, te belonen, een ongewenste emotie weg te eten of omdat iemand me er een lang en gelukkig leven mee belooft?

Heb ik dat eenmaal onder de knie – niet op een rigide manier, maar op een manier die gezond aanvoelt en die niet te ingewikkeld is– , dan denk ik dat ik de wijsheid van mijn lichaam weer prima kan verstaan. En wie weet sta ik dan over een jaartje of wat alsnog met kokosolie te gorgelen. Moet kunnen.

[wysija_form id=”3″]

Gerelateerde artikelen

Back to top button