Ik vertrok! Dagboek van een emigratie (deel 1)

Paula besloot letterlijk het roer om te gooien en overweegt met haar gezin naar Frankrijk te emigreren. Deze keer deel 1: “Een gevoel van  beklemming maakte zich meester toen we de Nederlandse grens over reden.”

Lees ook: Waarom je to do-lijstje de prullenbak in kan

De droom is ontstaan tijdens onze interrail-vakanties en rugzakondernemingen in de jaren tachtig en negentig en tijdens onze wereldreis. Een gevoel dat je je zo verbonden voelt met buiten zijn, iets nieuws wil ontdekken en met je voeten in de klei wil staan. We droomden van een leven buiten en ver weg. Wie heeft dat niet?

Dat gevoel bleef ook toen we kinderen kregen en met Volvo en de Waard tent kleine campings af gingen: vuurtje maken, achter je zelf aan lopen, hutten bouwen, in meertjes zwemmen, eten van de markt, uit de rivier en het bos. Na zulke vakanties kwam ik uitgerust en blij terug in Nederland. Echter een gevoel van beklemming maakte zich meester van mij zodra we de grens over reden. Zoveel strepen en aanwijzingen op de weg. Zoveel verkeersborden. Zoveel mensen en auto’s overal. Door het drukke schema moeite om een moment te vinden om echt de natuur in te gaan zonder eerst in de file te staan en daarna file te lopen. En ik kreeg ook een slecht gevoel bij de idiote overdaad: gesneden appelpartjes in een plastic zakje bij de Albert Heijn, gemanipuleerde kleine komkommers en bloemkooltjes: want dat staat zo schattig op het bord. En overdreven gedoe: kniebeschermers voor kruipende babies en bomen op speelplaatsen waarvan de onderste takken worden afgezaagd zodat kinderen er niet in kunnen klimmen, gekheid!

We woonden prachtig, aan het water en naast een bos. We hadden (en hebben nog steeds) dierbare vrienden waar we ons mee verbonden voelden. We dansten, dronken wijn en gingen ‘s nachts skinny dippen in het IJsselmeer. Maar de vliegtuigen vlogen laag, de A6 en A1 wedijverden om ruimte en sluipverkeer stak zijn middelvinger op als je er iets van zei.
Het idee dat wij opvatten om naar het buitenland te gaan, in ons geval Frankrijk, gaf genoeg stof tot borrelpraat. En natuurlijk ideeën: “overspannen managers hout laten hakken en vijvers laten graven als teambuildingsuitje”. Of gastenkamers en een schattig hotelletje beginnen. Voor ons was het niet zozeer een horeca onderneming die we wilden starten. Ik moest echt niet aan een camping denken. Ik hield van mijn werk in Nederland en dat zou ik willen blijven doen. Maar dat we iets met gasten moesten doen was al snel duidelijk wil je geld verdienen op een vreemde plek.

Buiten wonen dat trok enorm en de kinderen laten opgroeien in een omgeving waar de natuur centraler staat. En waar de discussies wat minder prestatie-, techno- en scherm gericht zijn. Willems onrust was minder romantisch van aard. Hij had een sterke behoefte om meer in contact te staan met het resultaat van zijn werk en zag zich zelf niet zijn hele leven in de confectie werken. Hij wilde niet meer strategieën ontwikkelen voor het management of margetargets van het hoofdkantoor dat zijn werk bepaalde. Hij wilde meer in contact staan met de eindgebruiker. Wat dat betreft moest het roer om.

Dat roer moest wel een goede koers varen en hij ging een traject in om uit te zoeken wat hij nu eigenlijk echt wilde. Daarnaast om even uit te puffen gingen hij een paar dagen snowboarden. Hij brak zijn rug tijdens een idiote jeugdige sprong over een ‘highjump’ die je normaal eerst even checkt voordat je ‘m bedwingt. Drie kleine kinderen thuis, Lisa liep nog niet eens. Willem lag in het ziekenhuis in Geneve. Hij was gered door een voorbijgaande skiër die hem op zijn zij had gelegd zodat hij weer kon ademen. Zes maanden revalidatie. En bezinning. Het idee stak weer zijn kop op. Dan toch maar weer eens serieus nadenken?

Binnenkort deel 2: “Willem kijkt mij aan en zegt: ‘wij kunnen dit gewoon.”‘

Lees ook: Even afkloppen… Maar, waarom eigenlijk?

Gerelateerde artikelen

Back to top button