De scheiding (deel 1): vasthouden wat al weg is

Vala is een tijd geleden gescheiden. Haar ex-man en zij waren ruim 5 jaar getrouwd en hebben twee zorgintensieve kinderen: een autistische zoon van 5 en een chronisch zieke dochter van 3. Op Mynd vertelt Vala over haar scheiding en het proces dat dat geweest is. Vandaag deel 1.

Het is in de lente van 2015 als ik ‘s avonds laat achter mijn laptop zit. Ik kijk op van mijn scherm en zie hem zitten op de bank. Mijn man. Ruim vijf jaar getrouwd zijn we. Onze trouwdag staat me nog levendig voor de geest. Hoe mooi het was, hoe gelukkig we waren. Hoe we elkaar het ja-woord gaven op een kraakheldere besneeuwde dag in januari. Ik voel een traan langs mijn wang glijden. Omdat ik het me nog zo goed herinner. Maar het al een tijdje niet meer voel.

Scheiden is niet iets dat je zomaar even doet. Net als trouwen eigenlijk. Het is ook niet alsof je huwelijk zomaar opeens, pats-boem, op springen staat. Dat gaat meestal sluipend, zonder dat je het in eerste instantie door hebt. Je raakt elkaar steeds verder kwijt, tot op het punt dat je elkaar eigenlijk gewoon in de verte niet eens meer echt kunt zien. Niet omdat je bewust van elkaar bent weg gelopen, maar omdat je ongemerkt een andere richting uit bent gegaan. En dan opeens draai je je om en zie je alleen nog maar de rug van degene die je eens nog recht in zijn ogen keek. Je roept hem, maar hij hoort je niet. De afstand is al te groot geworden.

Ik ontken nog een hele tijd dat mijn huwelijk er niet meer is, omdat ik eraan vast wil houden. Mijn nagels wil zetten in datgene dat eigenlijk al tussen mijn vingers door is geglipt. Omdat ik niet kan verkroppen dat ik, dat wij, het zover hebben laten komen. Dat we zo slecht opgelet hebben en elkaar daardoor gewoon hebben laten ontsnappen. Wanhopig proberen we terug te krabbelen, proberen we te horen wat de ander zegt. Ons ingeslapen huwelijk hardhandig wakker te schudden, maar het blijkt allemaal tevergeefs. Wij samen zijn verzonken in een coma. Waaruit ontwaken niet meer mogelijk is.

En tijdje later zitten we in de auto, op weg naar huis van het werk. Ik begin te huilen, zeg dat het zo niet meer gaat. Hij raakt in paniek, word boos en dan weer verdrietig. De anderhalf uur durende rit verloopt in tranen. In stilte en in schreeuwen. We weten het allebei even niet meer. De dagen, weken, erna verlopen als in een waas. We zitten avondenlang uren samen op de bank. Pratend, huilend, lachend. Ik loop met mijn ziel onder mijn arm, weet niet wat ik moet doen. Tot we uiteindelijk niet meer anders kunnen dan de stekker er maar uit trekken. En dat is het dus. Het doek valt. Over.

En dan, wat doe je dan? Samen in een huis. Samen, maar dus toch ook niet meer. Onze twee kinderen weten niet wat eraan de hand is en wij weten niet wat we tegen ze moeten zeggen. Dus zeggen we maar niks, in ieder geval voorlopig. We zitten als gezin aan tafel, maar zijn opeens iets anders. Over mijn bord maak ik oogcontact met hem. Hij geeft me een klein lachje en haalt schutterig zijn schouders op, alsof hij tegen me wil zeggen: “Ik weet het ook niet, maar het komt wel.” En dus knik ik maar en leg onder tafel even mijn voet tegen de zijne. Alsof ik tegen hem wil zegen: “Ik weet het ook niet. Maar ik heb je nog wel lief.”

Heen en weer geslingerd door emoties blijven we ons steeds maar afvragen: is dit wel het juiste? Willen we dit wel? De twijfels vreten ons langzaam op van binnen, maar we weten ook: er is geen weg meer terug. En dan besluit ik op een ochtend dat het nu echt genoeg is geweest, dat niet alleen mijn hoofd, maar ook mijn hart de knoop moet doorhakken. Voorzichtig draai ik aan de ring die al zoveel jaren aan mijn vinger zit. Eerst geeft hij niet echt mee, maar dan opeens glijdt het sieraad op de keukentafel, waar hij stil blijft liggen. Ik sluit mijn hand erom, loop naar boven en stop hem in het doosje naast mijn bed. Het handbeschilderde doosje met de bloemetjes, dat mijn zoon voor moederdag voor mij heeft gemaakt. Ik stop mijn huwelijk in dat doosje en sluit het voor altijd af.

‘s Avonds zitten we opnieuw samen aan de keukentafel en zijn oog valt op mijn lege vinger. “Je ring. Je hebt hem afgedaan.” Zijn ogen vullen zich met tranen. Ik leg mijn hand zachtjes op de zijne. “Ja,” zeg ik, “Doe jij dat ook maar.” Hij knikt en schuift hem van zijn vinger. Het is tijd en het is goed zo.

Lees ook: De scheiding (deel 2): cd van jou, cd van mij.

Lees ook: De scheiding (deel 3): “Papa en mama horen niet meer bij elkaar.”

Lees ook: De Scheiding (deel 4): Vriend of vijand?

Lees ook: De Scheiding (deel 5): Een nieuw begin

Gerelateerde artikelen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Back to top button